Berisping arts voor onzorgvuldig onderzoek naar seksueel misbruik
Op 19 september 2017 heeft het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam een kinderarts sociale pediatrie de maatregel van berisping opgelegd.[1]
Achtergrond
De vader van een minderjarige had een klacht tegen de kinderarts ingediend. Hij en de moeder van de minderjarige zijn uit elkaar gegaan toen de minderjarige nog maar een paar maanden oud was. Ze hebben samen het ouderlijk gezag over hun dochter. De minderjarige woont bij haar moeder en diens nieuwe partner. De rechter heeft een zorgregeling met de vader vastgesteld. Er is sprake van een vechtscheiding.
Vlak na een bezoek van dochter aan haar vader beschuldigt moeder vader van seksueel misbruik. De huisarts verwijst de minderjarige voor onderzoek wegens verdenking van seksueel misbruik. De minderjarige wordt vervolgens onderzocht door de kinderarts. De kinderarts is expert op het gebied van kindermishandeling. Een collega, een orthopedagoog, verricht ook onderzoek bij de minderjarige.
Naar aanleiding van dit onderzoek stelt de kinderarts een verslag op voor de huisarts waarin haar bevindingen, en die van haar collega, staan beschreven. De conclusie in de brief luidt dat seksueel misbruik waarschijnlijk is, op grond van het orthopedagogisch onderzoek. De kinderarts adviseert de moeder en haar nieuwe partner om zo spoedig mogelijk aangifte te doen bij de politie. In verband met het niet verstoren van het mogelijke politieonderzoek is de biologische vader niet door de kinderarts ingelicht over het consult.
Wat wordt de kinderarts verweten?
De vader verwijt de kinderarts dat zij onzorgvuldig onderzoek heeft verricht en een onzorgvuldige rapportage heeft opgesteld, die niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen op grond van vaste jurisprudentie van het Tuchtcollege.
De kinderarts is van mening dat de klacht zich voornamelijk richt op het orthopedagogisch onderzoek dat niet door haarzelf, maar door de orthopedagogisch specialist, is uitgevoerd. De kinderarts acht zichzelf niet verantwoordelijk voor het orthopedagogisch onderzoek van haar collega.
Het Tuchtcollege is het echter met de vader eens dat de kinderarts, door de wijze waarop zij het verslag heeft opgemaakt en door de ondertekening ervan, de conclusies van het orthopedagogisch onderzoek heeft overgenomen en tot de hare heeft gemaakt. Hierdoor is de kinderarts ook (mede)verantwoordelijk voor de bevindingen uit het orthopedagogisch onderzoek en draagt ook zij de verantwoordelijkheid voor een zorgvuldige uitvoering van dat deel van het onderzoek en de verslaglegging hierover. Overigens kon de vader geen klacht indienen tegen de orthopedagoog bij het Tuchtcollege, omdat zij niet BIG-geregistreerd is.
De vader verwijt de kinderarts ook dat de informatie in het verslag eenzijdig is. De kinderarts stelt zich op het standpunt dat zij niet aan waarheidsvinding doet. Het is volgens de kinderarts niet aan haar om een oordeel te vellen over de juistheid van de aangeleverde informatie door de moeder van de minderjarige. Deze informatie vormt volgens de kinderarts geen onderdeel van het (kinder-)geneeskundig onderzoek en speelt ook geen rol bij beantwoording van de vraag of seksueel misbruik al dan niet waarschijnlijk is.
Het Tuchtcollege heeft echter vastgesteld dat het verslag voor meer dan de helft uit informatie van de moeder van de minderjarige en haar nieuwe partner bestaat. De vader is in het geheel niet betrokken bij het onderzoek. Dit terwijl de richtlijn 'Diagnostiek bij (een vermoeden van) Seksueel Misbruik bij Kinderen' expliciet voorschrijft dat niet alleen aan beide ‘vechtscheidende’ gezagdragende ouders toestemming moet worden gevraagd voor het onderzoek naar seksueel misbruik, maar dat ook met beide ouders gesproken moet worden. Dit is nu juist bedoeld om een neutrale positie te houden ten opzichte van beide ouders en om het gevaar eenzijdig geïnformeerd te worden, te voorkomen. Door enerzijds veel aandacht te besteden aan het verhaal van de moeder van de minderjarige, en anderzijds de vader buiten het onderzoek te houden, heeft de kinderarts de schijn gewekt dat de informatie van de moeder wel degelijk een rol van betekenis heeft gespeeld bij de beantwoording van de onderzoeksvraag.
Bovendien berusten de stellige conclusies, die de kinderarts trekt in het verslag, op een onderzoeksmethode die nog niet is gevalideerd. Gelet op het gegeven dat onderzoek naar seksueel misbruik bij kinderen zeer complex is, had het op de weg van de kinderarts gelegen om in het verslag minder stellig te zijn in haar conclusies, en in ieder geval te motiveren waarom zij gebruikmaakt van een niet (geheel) gevalideerde onderzoeksmethode, alsook waarom haar conclusies desondanks als juist moeten worden aangemerkt.
Uitspraak
Het Tuchtcollege komt tot de conclusie dat de kinderarts onzorgvuldig heeft gehandeld bij het opstellen van het verslag. De kinderarts wordt daarom berispt. Bij het bepalen van de maatregel heeft het Tuchtcollege rekening gehouden met de ernst en de aard van de verweten gedragingen. Ook is meegewogen dat de kinderarts op zitting onvoldoende blijk gaf van enige reflectie op haar eigen handelen. De kinderarts had gezien haar deskundigheid en expertstatus en op grond van haar ervaring moeten weten wat het effect was en de consequenties waren van haar verslag.
Gevolgen
De gevolgen waren in deze casus enorm voor het kind en de vader. Zij zien elkaar al meer dan twee jaar niet. Helaas zien wij dat dit soort situaties zich bij vechtscheidingen vaker voordoen, om zo (mogelijk) de omgang met de kinderen te frustreren. Anderzijds moeten beschuldigingen van seksueel misbruik natuurlijk uiterst serieus worden genomen. Het is daarom erg belangrijk dat professionals zorgvuldig te werk gaan bij het onderzoeken van dergelijke beschuldigingen. Ondanks dat de kinderarts in deze tuchtzaak een tik op de vingers heeft gekregen, is daarmee het contact tussen de vader en zijn dochter nog niet hersteld. Dit soort situaties zouden te allen tijden voorkomen moeten worden.
[1] ECLI:NL:TGZRAMS:2017:119.