Huwelijkse voorwaarden blijven “koud”

In 2015 heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden1 bepaald dat partijen, die op huwelijkse voorwaarden zijn gehuwd, deze huwelijkse voorwaarden op verzoek van één van de (ex-)echtgenoten niet opzij kunnen zetten, ook niet als zij samen een onderneming hebben gedreven.

Wat was er aan de hand?

De man en vrouw waren met elkaar gehuwd en hadden vóór hun huwelijk huwelijkse voorwaarden laten opstellen door de notaris. In deze huwelijkse voorwaarden hadden partijen opgenomen dat iedere gemeenschap van goederen werd uitgesloten. Bovendien was geen finaal of periodiek verrekenbeding opgenomen. Deze huwelijkse voorwaarden worden ook wel “koude uitsluiting” genoemd. In de huwelijkse voorwaarden was bovendien opgenomen dat de man alle kosten van de gemeenschappelijke huishouding zou betalen.

Tijdens het huwelijk zijn twee kinderen geboren. Vóór het huwelijk was de man eigenaar van een boerderij. Na verkoop van deze boerderij heeft de man met de opbrengst daarvan, met aanvullende financiering van zijn ouders, een camping aangekocht. Enkele weken vóór het huwelijk heeft de man een onderneming opgericht, waarvan hij enig aandeelhouder is. Deze onderneming drijft een camping met horeca. Partijen wonen samen in een woning op de camping. De vrouw verricht diverse werkzaamheden op de camping en krijgt daarvoor een vergoeding van circa € 300,- per maand.

De vrouw is van mening dat de waarde van de camping tussen partijen moet worden verdeeld, omdat zij vele werkzaamheden op de camping heeft verricht, zoals receptie- en boekhoudkundige werkzaamheden. Daarnaast zagen gasten haar, naast de man, ook als beheerder/gastvrouw van de camping. De vrouw legt diverse verklaringen over van derden, die haar standpunt onderbouwen.

De man stelt zich op het standpunt dat de arbeidsinspanningen van de vrouw zeer gering waren. Zij deed wat hand-en-spandiensten, zoals gebruikelijk binnen een huwelijk. Volgens de man was de vrouw alleen incidenteel aanwezig op de camping. De man onderbouwt zijn stellingen eveneens aan de hand van verklaringen van derden.

Oordeel rechter

Het hof is van mening dat niet kan worden gesteld dat de omvang van de werkzaamheden van de vrouw de normale werkweek te buiten gaat. Ook oordeelt het hof dat niet kan worden vastgesteld dat de vrouw voor een winstgevende exploitatie van de onderneming belangrijke arbeidsinspanningen heeft verricht. Het hof verwijst dan naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad. Uit die jurisprudentie blijkt dat de enkele omstandigheid dat door arbeidsinspanning van de vrouw het vermogen van de man is toegenomen, niet voldoende is om een overeengekomen uitsluiting van iedere gemeenschap niet toe te passen. Het feit dat de vrouw werkzaamheden op de camping heeft verricht, is dus géén aanleiding om de koude uitsluiting naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid als onaanvaardbaar te kwalificeren.

Ook overweegt het hof dat het zo kan zijn dat partijen tijdens het huwelijk zich steeds hebben gedragen alsof zij in gemeenschap van goederen hebben geleefd, maar dat daarvan in dit geval geen sprake was. Het hof stelt vast dat de man steeds alle ondernemingsrisico’s heeft gedragen en dat de vrouw steeds in staat is gesteld om eigen vermogen op te bouwen. Er is daarom géén aanleiding af te wijken van de afspraken, die partijen hebben gemaakt en hebben neergelegd in de huwelijkse voorwaarden.

Hoewel in deze uitspraak de huwelijkse voorwaarden dus van kracht bleven, blijkt uit de jurisprudentie dat er bepaalde omstandigheden zijn waarin de huwelijkse voorwaarden wél opzij kunnen worden gezet. Indien u hierover of over andere familierechtelijke kwesties meer wilt weten, aarzelt u dan vooral niet contact op te nemen.

 

1. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 11 juni 2015,ECLI:NL:GHARL:2015:4399.