Lijfsdwang bij de verplichting tot medewerking aan een DNA-onderzoek?

Op grond van artikel 7 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVKR) heeft het kind het recht om zijn ouders te kennen. Daarnaast heeft het kind op grond van artikel 8 IVKR recht om zijn identiteit te behouden, waaronder ook het behoud van familierelaties valt. Deze twee artikelen vormen naast artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) de mensenrechtelijke basis voor het recht op afstammingskennis.[1] Heeft dan elk kind op ieder moment het recht om te weten wie zijn ouders zijn? Nee, de uitoefening van dit recht is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij een belangenafweging wordt gemaakt. Op deze belangenafweging wordt hierna verder ingegaan, waarbij de uitspraak van 31 maart 2021 van de rechtbank Limburg zal worden besproken.

Inhoud van de uitspraak

Het gaat in deze uitspraak kort gezegd om een man die graag zijn vaderschap juridisch wil laten vaststellen. Om het vaderschap te kunnen vaststellen, moet vast staan dat hij ook de biologische vader is van het kind. Hiervoor dient een DNA-onderzoek plaats te vinden bij zowel de man, het kind als de moeder. Voor dit onderzoek is toestemming van de moeder vereist. Deze toestemming wil zij niet geven, waardoor de man bij de rechter om vervangende toestemming heeft gevraagd. De rechter maakt voor zijn oordeel een belangenafweging tussen het belang van de man, het minderjarige kind en de moeder.

De belangenafweging

Het belang van de man is gelegen in de vaststelling van zijn vaderschap. Hij heeft een door artikel 8 EVRM beschermd recht om zekerheid te krijgen over zijn biologisch vaderschap. Op het moment dat het biologisch vaderschap wordt vastgesteld kan hij ook het juridisch vaderschap laten vaststellen. Dit brengt een vijftal gevolgen met zich mee:

  • de vader heeft vanaf dat moment recht op omgang met het kind;

  • hij wordt per direct onderhoudsplichtig tot het kind 21 jaar wordt;

  • het kind wordt zijn erfgenaam;

  • hij kan samen met de moeder de achternaam van het kind kiezen; en

  • het kind kan zijn nationaliteit verkrijgen in het geval de vader een andere nationaliteit heeft.

Aangezien de vaststelling van het vaderschap grote gevolgen meebrengt voor het kind, dient gekeken te worden of de vaststelling ook in het belang van het kind is. Het kind heeft een beschermd recht om zekerheid te verkrijgen over zijn biologische afstamming. De biologische afstamming maakt immers deel uit van de identiteit van een persoon. Als komt vast te staan dat de man de biologische vader is van het kind, zou dat betekenen dat het kind een aanmerkelijk gedeelte van zijn identiteit aan de man ontleent. Voor de identiteitsontwikkeling van het kind is het daarom van zwaarwegend belang dat er duidelijkheid komt over zijn afstamming.

De vader wil dus graag zijn biologisch vaderschap vaststellen. De vaststelling is ook in het belang van het kind. Waarom houdt de moeder dit tegen? Haar beweegreden wordt in de uitspraak van de rechtbank Limburg niet duidelijk, maar het belang van de moeder kan zijn gelegen in het feit dat zij geen DNA-test wil afnemen vanwege haar recht op privacy van artikel 8 EVRM. Het verplichten tot medewerking aan een DNA-onderzoek is een inbreuk op het recht op privacy. Deze inbreuk kan echter in sommige gevallen gerechtvaardigd zijn ter bescherming van de rechten van anderen. Het recht van het kind op afstammingskennis zal gauw voorrang krijgen, aangezien het DNA-onderzoek via wangslijmonderzoek een minimale inbreuk betreft op het recht op privacy tegenover het recht om te weten van wie men afstamt. Dit laatste zal daarom vaak zwaarder wegen. Naast dat het belang van de moeder kan zijn gelegen in het feit dat zij zelf geen DNA-onderzoek wil afnemen, kunnen ook andere omstandigheden meewegen. Denk hierbij aan de rust voor het kind welke kan worden verstoord als het vaderschap juridisch wordt vastgesteld.

Deze belangenafweging heeft ook plaatsgevonden in de hiervoor besproken uitspraak van de rechtbank Limburg. De rechter heeft in die zaak besloten dat de belangen van de vader en het kind zwaarder wegen dan het belang van de moeder. Aan dit oordeel kan de rechter een gevolg verbinden welke hij passend acht. Dit kan onder andere het oordeel zijn dat zonder DNA-onderzoek voldoende duidelijk is dat de man de biologische vader is van het kind. Het DNA-onderzoek kan ook worden verplicht, waaraan vaak als prikkel tot medewerking een dwangsom wordt verbonden. Dit laatste was ook in zaak van de rechtbank Limburg het geval was.  

Lijfsdwang
Nadat enige tijd was verstreken, bleek dat de dwangsommen een onvoldoende prikkel met zich meebrachten. De moeder werd onvoldoende gemotiveerd om medewerking te verlenen aan het DNA-onderzoek. De rechtbank besloot daarom verdergaande gevolgen aan de weigering tot medewerking te verbinden. Er werd lijfsdwang als dwangmiddel opgelegd. Dit is een zeer zwaar dwangmiddel. De toepassing van lijfsdwang betekent de beneming van de persoonlijke vrijheid. Dit kan vergaande gevolgen hebben. Lijfsdwang mag daarom alleen worden opgelegd als andere dwangmiddelen niet (meer) baten.

De vrouw stelt dat de lijfsdwang disproportioneel is, aangezien zij de zorg moet dragen voor haar vijf kinderen. Dit zou onmogelijk worden gemaakt als zij voor een bepaald aantal uur wordt gegijzeld. Met dit argument maakte de rechtbank Limburg korte metten. Overwogen werd dat de vrouw zelf in de hand heeft of de lijfsdwang zal worden toegepast. Indien zij medewerking verleent aan het DNA-onderzoek, zal de vrouw ontkomen aan de lijfsdwang. Dit maakt de eis dus niet disproportioneel, zeker gezien het grote belang van de minderjarige om zekerheid te verkrijgen over zijn biologische afstamming.

Conclusie
Bij het recht van een kind om zijn ouders te kennen gaat het dus telkens om een belangenafweging tussen de belangen van de ouders en het kind. Welk belang zwaarder weegt is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Indien is besloten dat het belang van het kind zwaarder weegt, is gebleken dat de rechtbank bereid is om vergaande gevolgen aan dit oordeel te verbinden. Zodoende blijkt hoe belangrijk het recht van het kind is om te weten wie zijn ouders zijn. Heeft de rechtbank Limburg door deze uitspraak de deur verder opengezet voor het opleggen van zwaardere dwangmiddelen ter bescherming van het recht op afstammingskennis?

Deze gastblog is geschreven door Britt de Pater, student-stagiaire bij Wybenga Advocaten.

[1] HR 18 maart 2016; ECLI:NL:HR:2016:452