AVG-inzage: toch recht op onderliggende stukken?

Eerder schreef ik over hoe de rechtbank Midden-Nederland een inzageverzoek onder de AVG behandelde: geen recht op bergen papier, maar alleen op een overzicht in begrijpelijke vorm van de verwerkte persoonsgegevens.

Uit een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 september 2022 blijkt echter, dat niet alle rechters hier hetzelfde over denken. Soms bestaat er blijkbaar wel degelijk recht op méér.

Onderliggend geschil

Een mevrouw, laten we haar Esther noemen, huurt een appartement van een woningstichting. Esther heeft een gespannen relatie met enkele medebewoners van hetzelfde complex, en er zijn over en weer klachten gemeld bij de woningstichting. Esther verlangt urgentie voor het vinden van een nieuwe sociale huurwoning, maar krijgt die vooralsnog niet.

Inzageverzoek

Op een bepaald moment doet Esther een inzageverzoek bij de woningstichting, om te bezien welke persoonsgegevens door de woningstichting worden verwerkt.

Zij ontvangt daarop een uitdraai uit een tweetal computersystemen, waarop persoonsgegevens zoals naam, adres en huurbetalingsgedrag zijn vermeld. Ook is een overzicht verstrekt van “contactmomenten” tussen de woningstichting en derden, zoals aannemers, de GGD en een GGZ-instelling. De advocaat van Esther heeft vervolgens gemeld dat de stukken volgens hem niet compleet waren. Volgens deze advocaat was het overzicht niet compleet voor wat betreft aan derden (zoals hulpinstanties) verstrekte persoonsgegevens, en ontbraken daarnaast de overlastmeldingen die medebewoners over Esther hadden gedaan. De stichting wilde niet méér gegevens verstrekken; Esther stapte daarom naar de rechter.

Reikwijdte inzageverzoek

De rechtbank stelt voorop dat je als verzoeker recht hebt op informatie die beantwoordt aan de definitie van “persoonsgegeven” onder voorwaarde dat sprake is van “verwerking”. Ook meningen of beoordelingen van de betrokkene vallen daaronder, aldus de rechtbank, en het inzagerecht is daarop in beginsel van toepassing.

Ook metadata – de herkomst en wijze van verzending en de wijze van vastlegging van het persoonsgegeven – vallen daaronder.

In deze zaak betekent dat, dat de woningstichting nog een aantal stukken zal moeten verstrekken aan Esther. Het gaat daarbij om correspondentie tussen Esther en de woningstichting over achterstanden in de huurbetaling, om kopieën van aan de deurwaarder en aan de advocaat van de woningstichting verstrekte gegevens in verband met de tegen Esther aanhangig gemaakte procedure, en om telefonisch gedeelde persoonsgegevens met hulpinstanties.

Dit gaat dus behoorlijk wat verder dan de eerder besproken uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland.

Kanttekening

Tot slot nog een afsluitende opmerking over deze uitspraak. De woningstichting lijkt in deze procedure niet overal verweer tegen te hebben gevoerd. Ten aanzien van veel van de verzochte gegevens heeft de rechtbank geconstateerd dat die zaken “niet weersproken” zijn door de woningstichting. Als je geen (duidelijk) verweer voert, moet je er rekening mee houden dat je wederpartij gelijk krijgt. Het is dus nog maar zeer de vraag of deze uitspraak nu ook daadwerkelijk een nieuwe lijn in de rechtspraak betekent.