Voor wie is het leed en voor wie is de smart?
Op 13 februari 2024 heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen over affectieschade. De Tweede Kamer wil op korte termijn de kring van personen die aanspraak kunnen maken op affectieschade uitbreiden naar broers en zussen. Op dit moment kunnen namelijk alleen de ouders, kinderen en partner van het slachtoffer tegenover de aansprakelijke persoon aanspraak maken op vergoeding van affectieschade. Het is nu aan de regering om aan de slag te gaan met een concreet wetsvoorstel.
Wat is affectieschade?
Na een ernstig misdrijf of ongeval kan aan de familieleden of naasten van het slachtoffer een schadevergoeding worden uitgekeerd, ook wel bekend als ‘smartengeld’. Smartengeld voor naasten is een vorm van verplaatste schade; ook al waren die naasten zelf niet betrokken bij het schadeveroorzakende feit, toch krijgen zij een eigen recht op schadevergoeding. Hiermee kunnen zij tegenover de dader aanspraak maken op een vergoeding voor hun verdriet doordat een naaste ernstig letsel heeft opgelopen of is overleden. Het missen van een kind, ouder of partner is immers ook schade als gevolg van een ongeval of misdrijf. Daarnaast kan het een vorm van erkenning bieden van het leed dat hun is aangedaan, ook al neemt dit natuurlijk niet de gevolgen van een ongeval of misdrijf weg.
Wie hebben recht op schadevergoeding en wat wordt er vergoed?
Op dit moment kunnen op basis van de Wet affectieschade in principe alleen de ouders of opvoeders, (stief)kinderen en/of samenwonende partner van het slachtoffer aanspraak maken op vergoeding van affectieschade. De huidige wet bevat wel een hardheidsclausule voor uitzonderlijke gevallen: personen met wie een zodanig nauwe persoonlijke relatie bestaat dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat hij of zij als ‘naaste’ moet worden aangemerkt. Te denken valt dan aan grootouders die structureel een deel van de zorg voor hun kleinkind op zich hebben genomen of de nog niet-samenwonende verloofde van het slachtoffer.
De Wet affectieschade geldt alleen voor gebeurtenissen vanaf 1 januari 2019. Daarvoor was een eigen recht op schadevergoeding van immaterieel leed van een ander dan het directe slachtoffer van het misdrijf of ongeval slechts mogelijk in geval van zogenaamde ‘shockschade’.
Een vordering tot vergoeding van affectieschade wordt vaak gelijktijdig behandeld met de strafzaak na een ongeval of misdrijf, maar kan ook in een afzonderlijke civiele procedure tegen de aansprakelijke persoon worden gevorderd.
De bedragen die in Nederland worden toegekend liggen vast en variëren van € 12.500 tot € 20.000. Deze bedragen zijn vastgelegd in het Besluit vergoeding affectieschade. Dat bevat een tabel met bedragen per categorie (letsel of overlijden) en soort nabestaande (ouder, kind of partner). Broers en zussen zijn daarvan tot op vandaag dus uitgesloten. Voor vergoeding van immateriële schade aan het slachtoffer zelf gelden geen vaste bedragen.
Tenzij broers en zussen langdurig met elkaar samenwonen en voor elkaar zorgen, is het uitgangspunt nu dus dat zij geen recht hebben op smartengeld. Broers en zussen beroepen zich regelmatig op de hardheidsclausule, maar uit de rechtspraak blijkt dat dit bijna nooit wordt toegewezen. Schadevergoedingen voor broers en zussen worden vaak afgewezen, omdat er geen sprake is van samenwonen of het intensiever voor elkaar zorgen dan gebruikelijk in een broer-zusrelatie.
Broers en zussen kunnen wel in aanmerking voor een tegemoetkoming van het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
Wat betekent het dat de motie is aangenomen?
De Tweede Kamer wil dat het kabinet regelt dat óók broers en zussen een wettelijk recht krijgen om affectieschade vergoed te krijgen. Anders gezegd; ook zij moeten volgens de Tweede Kamer aanspraak kunnen maken op smartengeld na ernstig letsel of het verlies van een broer of zus. Broers en zussen kunnen net zo goed en net zo veel verdriet ervaren, waarom zouden zij hun affectieschade dan niet vergoed kunnen krijgen?
Hoe de regeling er precies uit moet komen te zien, is nog niet duidelijk. Een wetswijziging zou bijvoorbeeld kunnen inhouden dat broers en zussen ook een eigen recht op smartengeld krijgen met een vast bedrag volgens het Besluit. Dat zou een groot verschil kunnen maken, omdat een beroep van broers of zussen op de hardheidsclausule vaak wordt afgewezen. Met een nieuwe wet zou het zo kunnen dat het zijn van een broer of zus van het slachtoffer al recht geeft op schadevergoeding. Aan extra vereisten als met elkaar samenwonen of langdurig zorg verlenen, zou dan niet meer hoeven worden voldaan.
Dat de motie is aangenomen, betekent nog niet dat de wetswijziging er ook daadwerkelijk komt. Wel zal bij de evaluatie van de Wet affectieschade door het WODC nu worden onderzocht of deze wijziging moet worden doorgevoerd en hoe die er uit moet komen te zien. De uitkomsten van de evaluatie zullen waarschijnlijk dit jaar worden gepubliceerd. Bij de evaluatie wordt niet alleen gekeken naar de wenselijkheid van smartengeld voor broers en zussen, maar ook naar de financiële consequenties daarvan voor de overheid en voor verzekeraars. Wordt vervolgd.