Pensioen afgekocht: kijk naar de Wvps, niet naar stamrechtvergoedingen

Het is geen alledaags gebeuren dat mensen voor de tweede keer met elkaar in het huwelijk treden, en vervolgens ook een tweede keer tot de conclusie komen dat zij willen scheiden. Toch gebeurt het soms. Wat betekent dit voor het pensioen dat is opgebouwd in de periode tussen de huwelijken en ineens is afgekocht? De Hoge Raad heeft zich daar op 13 juli 2018 over uitgelaten. De man in kwestie had zijn pensioen over de perioden tussen de huwelijken afgekocht en het geld dat hij ontving geïnvesteerd in een woning van partijen. De vraag die de Hoge Raad heeft beantwoord was of de man in het kader van de tweede echtscheidingsprocedure recht had op een vergoeding uit de gemeenschap.[1] De man stelde namelijk dat hij privégeld had geïnvesteerd ten behoeve van de gemeenschap. De Hoge Raad maakt in zijn arrest korte metten met de aanpak van het gerechtshof. De Hoge Raad stelt dat het geïnvesteerde pensioen niet moet worden vergeleken met een stamvergoeding. In plaats daarvan moet gekeken worden naar de regels van en ratio achter de Wet verevening pensioenrechten na scheiding (Wvps), waarbij geen onderscheid dient te worden gemaakt tussen wel afgekocht en niet afgekocht pensioen.

Wat was er aan de hand?

Partijen zijn twee keer in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd geweest, eerst van 1978 tot 2005 en daarna van 2010 tot 2015. In de periode tussen deze huwelijken heeft de man pensioen opgebouwd. Hij heeft dit pensioen afgekocht voor een bedrag van ca. € 65.000,-. Dit geld heeft hij vervolgens gebruikt voor de aanschaf van een woning in Frankrijk. De woning viel in de gemeenschap van goederen van partijen. In het kader van de tweede echtscheiding vraagt de vrouw om een gebruikersvergoeding voor het gebruik van de woning in Frankrijk door de man. De man stelt dat hij de woning in Frankrijk grotendeels heeft gefinancierd met zijn afgekochte pensioen en dat hij daarom aanspraak maakt op een vergoeding ter grootte van het bedrag dat hij in de woning heeft gestopt, te weten die € 65.000,-. Klopt dit?

Oordeel rechtbank en gerechtshof over het vergoedingsrecht van de man

De rechtbank wijst beide verzoeken af. Het gerechtshof geeft aan dat de vraag of de afgekochte pensioenaanspraken in de gemeenschap vallen moet worden beantwoord door aansluiting te zoeken bij de jurisprudentie van de Hoge Raad over de verknochtheid van een stamrechtuitkering. Het gerechtshof geeft als onderbouwing dat een pensioenaanspraak immers een geldelijke uitkering is die is bedoeld als inkomensvoorziening voor de oude dag. Conform de jurisprudentie van de Hoge Raad over de stamrechtvergoedingen moet volgens het gerechtshof daarom een onderscheid worden gemaakt tussen:

  • het deel van de afkoopsom dat ziet op vervanging pensioenaanspraken voor de ontbinding van de gemeenschap: dit deel valt wel in de gemeenschap;

  • het deel van de afkoopsom dat ziet op vervanging pensioenaanspraken na de ontbinding van de gemeenschap: dit deel is verknocht en valt niet in de gemeenschap.

Voor zover met het verknochte deel is geïnvesteerd in de woning, bestaat een vergoedingsrecht van de man op de gemeenschap, ook wel reprise genoemd. Het vergoedingsrecht is een gemeenschapsschuld waarvoor partijen beiden voor de helft draagplichtig zijn. De man viste evenwel achter het net, omdat het gerechtshof op basis van de overgelegde stukken niet de hoogte van het vergoedingsrecht kon vaststellen. Omdat het de man niet was gelukt te bewijzen welk deel van de pensioenaanspraken zag op vervanging van zijn pensioenaanspraken nade ontbinding van de gemeenschap, heeft het gerechtshof geen vergoedingsrecht toegekend.

Hoge Raad: kijk naar Wvps!

De Hoge Raad is het met de man eens dat het gerechtshof de zaak verkeerd heeft benaderd. De Hoge Raad overweegt dat tussen partijen vaststaat dat de Wvps op hun (tweede) echtscheiding van toepassing is. Volgens de Wvps worden uitsluitend de pensioenrechten die tijdens het huwelijk zijn opgebouwd verevend. De pensioenrechten opgebouwd tussen de huwelijken worden niet verevend. Het idee achter de verevening van pensioenrechten is dat partijen tijdens een huwelijk zich samen inspannen om deze op te bouwen om zo te kunnen genieten van een redelijke oudedagsvoorziening. Buiten deze door de wetgever veronderstelde gezamenlijke inspanning is er geen grond voor verevening. Daarbij geeft de Hoge Raad aan dat ook geen onderscheid moet worden gemaakt tussen afgekochte en niet afgekochte pensioenrechten. Dat strookt volgens de Hoge Raad niet met het idee achter de Wvps. Het afgekochte pensioen van de man dat hij heeft gebruikt als investering in de woning in Frankrijk moet worden aangemerkt als privévermogen van de man. Daarom heeft de man een vergoedingsrecht jegens de gemeenschap gelijk het bedrag van het afgekochte pensioen. Het afgekochte pensioen wordt derhalve niet meer gezien als pensioen, maar als vermogen.



[1] Hoge Raad, 13 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1180.