Teeven 2.0
- opinie -
We wisten het nog niet maar weten het nu wel: onze minister voor Rechtsbescherming Sander Dekker heeft zich ontpopt als een Teeven nieuwe snit, zeg maar een Teeven 2.0. De ‘echte’ Teeven liet nog vorig jaar aan de Groene Amsterdammer weten: ‘Als staatssecretaris was ik natuurlijk wel een beetje met een bijl aan het rondhakken af en toe’ en ‘Toen heb ik me toegelegd op de bezuiniging op de advocatuur. Het is een andere manier om hetzelfde effect te bereiken. Als je aan een advocaat niet al te veel tijd geeft om aan een verdachte te besteden, dan wordt het niet zo veel, die verdediging.’ Maar dat is nog kinderspel bij wat de advocatuur nu te wachten staat. Terwijl bij het Openbaar Ministerie wordt gesproken over een ‘verziekt werkklimaat’ en een angstcultuur, en klachten worden geuit over het College van Procureurs-Generaal dat de oren steeds meer laat hangen naar het ministerie van Justitie en Veiligheid, zodanig dat men langzamerhand eigenlijk ‘een buitendienst van het departement is geworden’, en terwijl in de rechterlijke macht door falend IT-beleid en een absurd financieringssysteem ‘miljoenentekorten’ zijn komen te ontstaan waardoor rechters zich in vernederende bochten moeten wringen om te redden wat er te redden valt, kan de advocatuur de borst natmaken voor een frontale aanval door de Rijksoverheid.
Een leuk verpakte aanval in een brief met als neutrale aanduiding ‘Contouren herziening stelsel gesubsidieerde rechtsbijstand’.1 In die brief volgt de ene briljante gedachte op de andere. ‘In het nieuwe stelsel krijgen rechtsbijstandsverleners een vergoeding voor oplossingen in plaats van procedures’. En ook ‘kan aan bestuursorganen een spiegel worden voorgehouden, de probleemanalyse worden aangescherpt en kunnen oplossingsrichtingen worden geformuleerd om bestuursrechtelijke procedures te voorkomen’. Talent voor het formuleren van ronkende zinnen kan de minister, althans zijn ambtenaren, niet worden ontzegd. De harde werkelijkheid is intussen dat budgettaire kaders onaangetast moeten blijven, de onafhankelijke advocaat het werken nog moeilijker dan wel onmogelijk zal worden gemaakt omdat de minister veel financieel heil verwacht van ‘rechtshulppakketten’, die door concurrerende entiteiten zouden moeten worden aangeboden. Ronduit ontwapenend is het te lezen dat ook de minister goed in de spiegel blijkt te kunnen kijken: ‘Als we de juridisering van de samenleving willen terugdringen, dan begint dat bij de overheid. De overheid moet het goede voorbeeld geven. (…) Het Kabinet gaat steviger inzetten op het voorkomen van onnodige procedures.’ En hoe gaat het Kabinet dat doen? Alle stoelriemen vast: ‘(…) door inzet van meer informele procedures en (…) door vergroting van de stok achter de deur als er toch onnodige procedures plaatsvinden (…)’. Met die ‘stok’ bedoelt de minister dat bestuursorganen meer proceskostenvergoedingen moeten betalen als ze onnodig procederen. Maar wat de minister hier even uit het oog verliest is dat ambtenaren worden betaald om zo mogelijk geld ‘in the pocket’ te houden en dus niet onnodig uit te keren aan burgers. Dat is namelijk goed voor het beperken van overheidsuitgaven. En die willen we met z’n allen graag laag houden. Want belastingen moeten vooral niet omhoog. Maar dat kan dan vaak betekenen dat er geprocedeerd gaat worden door de getroffen burger. Eerst moet dan wat de minister betreft nog wel ‘door een onafhankelijke partij’ getoetst worden of de burger in kwestie wel in aanmerking komt voor rechtsbijstand. Zo niet, geen probleem: dan is er altijd nog de mogelijkheid van ‘bezwaar en beroep’, aldus de minister.
Hoe dan ook, als de burger dan na veel vijven en zessen eindelijk gelijk krijgt gunt de minister deze burger dan ook een groot feest: niet alleen krijgt hij zijn gelijk, maar ook nog een mooie zak geld ter vergoeding van zijn proceskosten. Dàt zal de overheid leren! Met de stok kan blijkbaar echt worden gemept. Punt is echter dat in de brief van de minister niet staat dat deze proceskosten door de betrokken ambtenaren uit eigen zak moeten worden betaald. Nee, het bestuursorgaan betaalt de proceskostenvergoeding. En dan zal het bestuursorgaan toch snel een afweging maken – bedrag X in de pocket gehouden minus bedrag Y uitgekeerd aan proceskosten levert op een plus gelijk aan niet minder dan Z.
Het grote probleem met de brief van 9 november jl. is, kort gezegd, dat de minister zelf geen blijk geeft van een behoorlijke probleemanalyse, en te gemakkelijk en te ondoordacht de nodige proefballonnetjes laat opstijgen met de suggestie dat wij daarmee een paradijselijke situatie tegemoet gaan die wordt gekenmerkt door rechtshulppakketten, overheden die de hele tijd maar bellen met hun burgers, zeg maar klanten, en advocaten die niet meer procederen maar zonder procedures gewoon alles ‘oplossen’ en daarvoor dan ook nog betaald krijgen. En hoe komen we met z’n allen in dit Hof van Eden terecht? Nou, om te beginnen mogen die advocaten dat zelf regelen door hun niet renderende praktijk te compenseren met een stukje wèl renderende praktijk. De advocaten moeten, kortom, goedertierenheid betrachten. Waarom? Gewoon: daarom. Maar ook vindt de minister dat ‘van commerciële advocatenbureaus een maatschappelijke tegenprestatie mag worden verwacht’. Hoezo ‘tegenprestatie’? Dat houdt de minister nog even verborgen. Wel noemt hij een uitgangspunt: ’een grotere solidariteit met de beroepsgroep’. Dus: ‘Zuidas jongens en meisjes, leuk die solidariteit van jullie, maar kom op: die mag wel wat groter zijn. Want als Nederlandse advocaten moeten we ‘in gezamenlijkheid invulling geven aan de toegang tot het recht van minder bedeelden’. We moeten de minister een beetje helpen de zaken rond te krijgen. Waarom speciaal de Nederlandse advocaten? Weten we niet. En wie moet ervoor zorgen dat we met z’n allen ‘in gezamenlijkheid invulling geven aan de toegang tot de zorg van minder bedeelden’? Voor bijvoorbeeld al hun borstvergrotingen? Kunnen en mogen en moeten we dat overlaten aan de gezamenlijke Nederlandse dokters?
De ‘oplossingen’ van de minister zijn halfbakken, en kunnen ook niet anders dan halfbakken zijn, omdat er simpelweg niet goed is nagedacht. Moet alles dan bij het oude blijven? Natuurlijk niet, er is het nodige te verbeteren. Maar zonder werkelijke (ook financiële) speelruimte gaat het niet lukken. Zonder die speelruimte gaat waardevolle kennis en kunde verloren. De minister zou er goed aan doen met de voeten op de grond te blijven staan, de ernst en de complexiteit van de problematiek niet te onderschatten, en te proberen de titel van zijn functie (‘minister voor Rechtsbescherming’) geen holle, Orwelliaanse frase te laten zijn. Natuurlijk mag van professionals worden verwacht dat ze hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen. Maar van de minister zou mogen worden verwacht dat hij het niet doet voorkomen alsof daarmee de problemen rond de toegankelijkheid van rechtshulp als vanzelf tot een oplossing zouden komen. Verwacht zou mogen worden dat verantwoordelijkheid wordt genomen voor het op een aanvaardbaar peil brengen van vergoedingen, en dat intussen de tijd wordt benut voor het voorbereiden van evenwichtig beleid waarbij het oor te luisteren wordt gelegd bij degenen die in de frontlinie staan. Dat zal echter niet gebeuren – de trein zal zich niet eenvoudig laten stoppen. Er staan ons boeiende tijden te wachten.
1. Brief van 9 november 2018 van Sander Dekker aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2018/11/09/tk-contouren-herziening-stelsel-gesubsidieerde-rechtsbijstand-9-november-2018