Versobering troef in de (semi-)publieke sector?
Met wetgeving wordt al enige jaren geprobeerd de beloningen en ontslagvergoedingen in de (semi-)publieke sector te beperken. De versobering van de beloningen zet zich nog immer voort.
In 2013 is de Wet normering topinkomens (WNT) van kracht geworden. Op grond van de WNT mochten 'topfunctionarissen' een maximale beloning van € 229.000 bruto per jaar ontvangen. De ontslagvergoeding werd gemaximeerd op € 75.000 bruto.
In 2015 is de 'WNT-2' ingevoerd, met als gevolg dat de maximale beloning voor topfunctionarissen is verlaagd naar € 179.000 bruto per jaar. Voor reeds gemaakte beloningsafspraken geldt weliswaar overgangsrecht, maar over een paar jaar geldt het nieuwe beloningsplafond voor de gehele (semi-)publieke sector.
Binnen specifieke sectoren, zoals in het onderwijs, de zorg en bij woningcorporaties, is een afwijkende beloningssystematiek van toepassing. Zo is op 30 november 2015 de nieuwe regeling voor de zorgsector gepubliceerd. Deze regeling kent een klassensysteem: alle zorginstellingen worden, afhankelijk van hun complexiteit en omzet, ingedeeld in een klasse. Elke klasse heeft een eigen bezoldigingsmaximum. Dit leidt ertoe dat bestuurders van academische ziekenhuizen vanaf 1 januari 2016 een maximale beloning ontvangen van € 179.000; voor de directie van de kleinste zorginstellingen geldt een beloningsmaximum van € 98.000 bruto.
Het voert wat ver om te concluderen dat schraalhans keukenmeester is in de (semi-)publieke sector, maar niet kan worden ontkend dat de beloningen de laatste jaren aanzienlijk zijn verlaagd.