Vrije advocaatkeuze anno 2020

Update: inmiddels zijn er nieuwe ontwikkelingen geweest. Lees hier de blog ‘Advocaatkeuzen anno 2021’ van 4 mei 2021 en hier de blog ‘Advocaatkeuze anno 2021, versie 2’ van 3 november 2021.

Al jaren woedt tussen rechtsbijstandsverzekeraars en hun verzekerden een loopgravenoorlog over de reikwijdte van de vrije advocaatkeuze. Verzekeraars verdedigen iedere vierkante centimeter van hun basispositie dat het recht op vrije advocaatkeuze een uitzondering moet zijn. De toepasselijke Europese richtlijn (richtlijn 2009/138/EG) laat echter aan helderheid van tekst en doelstelling niets te wensen over: de verzekerde heeft het recht om zelf een advocaat te kiezen, mét het bijbehorende kostenplaatje.

Het was dan ook niet verrassend dat het Hof van Justitie van de Europese Unie in 2013 bepaalde dat verzekeraars niet in de verzekeringsovereenkomst mogen opnemen dat de kosten voor een externe rechtsbijstandsverlener "slechts vergoed worden indien de verzekeraar van mening is dat de behandeling van de zaak aan een externe rechtshulpverlener moet worden uitbesteed".

Hoewel onafhankelijke deskundigen in 2013 al schreven dat het daarbij niet uitmaakt of het om een procedure gaat waarin de bijstand van een advocaat al dan niet verplicht is, moest het Hof er in 2016 opnieuw aan te pas komen om ook dat laatste te bevestigen. Ook wanneer de bijstand van een advocaat niet verplicht is, bestaat het recht op vrije advocaatkeuze.

In een arrest van 14 mei 2020 sprak het Hof van Justitie EU zich vervolgens uit over de vraag van een Belgische rechter of de verzekerde ook wanneer sprake is van een gerechtelijke of buitengerechtelijke bemiddelingsprocedure het recht heeft zelf een advocaat te kiezen. Ook op deze vraag is het antwoord van het Hof helder: elke fase die kan leiden tot een procedure bij een rechterlijke instantie, zelfs een voorafgaande fase, moet worden geacht onder het begrip "gerechtelijke procedure" in de zin van artikel 201 van richtlijn 2009/138 te vallen. Wanneer sprake is van een gerechtelijke procedure, heeft de verzekerde het recht zelf een advocaat te kiezen.

De reactie van het Verbond van Verzekeraars op het arrest was voorspelbaar. In Nederland is geen sprake van een wettelijk geregelde en met waarborgen omklede bemiddelingsprocedure. Rechtsbijstandsverzekeraars zijn daarom van mening dat de uitspraak "geen invloed heeft op de Nederlandse situatie".

Net zo voorspelbaar als deze reactie is het volgende arrest van het Hof van Justitie over een willekeurige wél in Nederland voorkomende voorfase die kan leiden tot een procedure bij een rechterlijke instantie. Gelukkig heeft de Nederlandse wetgever al in 1879 voorzien in de mogelijkheid om de procespartij die nodeloos kosten veroorzaakt, in die kosten te veroordelen (art. 237 lid 1 Rv). Deze bepaling kan worden toegepast indien een procedure als zodanig onnodig is geweest, maar ook als het proces onnodig ingewikkeld wordt gemaakt of de houding van een procespartij onwaarachtig is. Wie pakt de handschoen op?