Papier hier!
Kenners van de Efteling zijn bekend met deze tot vervelens toe herhaalde uitroep, die trouwens schitterend getoonzet is door Harry Bannink op een tekst van Niek Barendsen.[1] Men kan zich aldaar, in de Efteling, op eenvoudige wijze ter plekke van ongewenst papier ontdoen.
Ook bij de rijksoverheid blijkt men te beschikken over een staatsprullenmand en daarnaast over diverse staatslaadjes, waarin ongewenst papier kan verdwijnen, dan wel kan zoekraken, maar waaruit dat papier toch soms ook weer – als dat zo uitkomt of als het echt niet anders kan – weer tevoorschijn kan komen.
Denk aan bonnetjes.[2] Maar ook, minder bekend, aan een situatie waarin een door een tbs-kliniek ingediende aanvraag voor een machtiging onbegeleid verlof geheel en al onbehandeld in de staatsprullenmand terecht kwam. Volgens de Staat was daar niks mis mee, als men toch niet van plan was zo’n aanvraag in te willigen. Dit standpunt heeft de Staat met hand en tand tot en met de Hoge Raad getracht te verdedigen, alwaar de Staat echter van een koude kermis thuis kwam. Bij een commentaar bij deze uitspraak vroeg de annotator prof. Mevis zich begrijpelijkerwijze af of de gemiddelde belastingbetaler op zo’n procedure zat te wachten.[3] De Hoge Raad achtte de zaak ook zinloos, gelet op de door de Hoge Raad in het arrest gebezigde bewoordingen. Tien jaar eerder had dezelfde kliniek overigens al mogen meemaken dat een strafdossier van de betrokken patiënt nergens meer bij het Openbaar Ministerie te vinden was, zodat het de kliniek niet mogelijk was om met slachtoffers en nabestaanden contact op te nemen. Toen echter de Staat acht jaar later - in het kader van het onmogelijk maken van onbegeleid verlof voor de betrokken patiënt - een slachtofferonderzoek wenste uit te voeren, bleek het strafdossier opeens tòch vindbaar. Het blijkt ervan af te hangen wie het dossier nodig heeft.
Ook de Nationale ombudsman kan over dergelijke verschijnselen meepraten. Zijn rapporten maken grote kans in de staatsprullenmand dan wel in de staatsladen te verdwijnen. De Staat houdt niet erg van zo’n luis in de pels, en daarbij maakt het dan niet uit dat het bestaansrecht van deze luis wettelijk is vastgelegd. Zo kan het gebeuren dat inadequaat wordt gereageerd op de rapportages van de Nationale ombudsman in de toeslagenaffaire. En dat is bepaald geen incident. Op 18 december 2019 sprak de Nationale ombudsman zijn zorgen uit over de herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf in een brief gericht zowel aan de Minister van Justitie en Veiligheid als aan de Minister voor Rechtsbescherming. Het baarde de Nationale ombudsman zorgen dat een burger als betrokkene keer op keer genoodzaakt was gerechtelijke procedures aanhangig te maken om te bewerkstelligen dat de verdere tenuitvoerlegging van zijn straf zou plaatsvinden overeenkomstig fundamentele rechten. Een afschrift van de brief zond de Nationale ombudsman aan de voorzitter van het College van Procureurs-generaal en aan de voorzitter van de Vaste commissie voor Justitie en Veiligheid. Dat mocht echter allemaal niet baten. De Hoge Raad moest er ten tweede male aan te pas komen in november 2020, daarna nog de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag eind december 2020 en als klap op de vuurpijl, als gevolg van een door de Staat ingesteld ‘turbospoedappel’, het Gerechtshof Den Haag op 19 januari 2021. Op diezelfde dag werd door de Koning het Gratiebesluit getekend op basis van een positieve voordracht van de minister voor Rechtsbescherming.
Waar de minister in diverse procedures de rechterlijke colleges heeft voorgehouden dat de inzet was gericht op het op zorgvuldige wijze voorbereiden en (doen) nemen van gratiebeslissingen, heeft de minister in zijn brief d.d. 20 januari 2021 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer laten weten dat de inzet steeds gericht is geweest op het niet verlenen van gratie. Dergelijke openhartigheid is uiteraard op prijs te stellen.
De minister wilde niet, maar wijst naar de rechter – hij kon niet anders meer. Maar de rechter past de wet toe, en wijst naar de wetgever, die de Gratiewet het licht heeft doen zien. Dus tja - is er nog iemand ergens voor verantwoordelijk? Zou het eventueel een goed idee zijn (i) wanneer de minister zou overwegen de wet naar behoren toe te passen, (ii) als dat onbedoeld niet lukt gehoor te geven aan gerechtelijke uitspraken, en (iii) als hij de wet wil veranderen daartoe dan gewoon het initiatief neemt?
Het doet weer sterk denken aan de toeslagenaffaire, waar geen verantwoordelijk te houden persoon iets over de uitvoering bleek te weten, niemand dus ‘echt’ ergens verantwoordelijk voor was, en het inzicht langzaam is gaan rijpen dat helaas vele partijen, in dit geval met inbegrip van de wetgever en de rechterlijke macht, boter op het hoofd hebben.[4]
De andere kant uitkijken, het negeren van en/of onzorgvuldige omgang met schriftelijk materiaal, diffuus geraakte verantwoordelijkheden - onder leiding van onze schaterlachende demissionaire premier zijn we op weg naar verkiezingen die dit systeemfalen helaas niet zullen oplossen.
Aflevering 43, vanaf 30 minuten en 42 seconden.
Bewindslieden hadden moeite bonnetjes te vinden, die waren er niet en toen toch weer wel. Hierover vond onderzoek en een nader onderzoek plaats door de commissie Oosting, leidende tot een rapport en een nader rapport. Dit is het nader rapport.
Eenzelfde vraag kan worden gesteld bij de twaalf kort geding procedures die daarop nog moesten volgen.
Zie prof. mr. B.J. van Ettekoven, voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak in NJB 2021/2, pp. 98 e.v. in diens bijdrage ‘Tussen wet en recht’, en de daarop door prof. mr. L.F.M. Besselink gegeven kritische reactie onder de titel ‘De Afdeling bestuursrechtspraak en de rechtsstatelijke crisis van de toeslagenaffaire’ in NJB 2021/3, pp. 194 e.v.