Gedwongen worden een coronatest te ondergaan - mag dat?

De rechtbank Noord-Holland deed op 16 februari 2021 uitspraak over het gedwongen afnemen van een coronatest. De rechtbank oordeelde dat het gedwongen ondergaan van een coronatest onrechtmatig is.

Feiten en omstandigheden
Een patiënt was op grond van een crisismaatregel opgenomen in een zorginstelling. Tijdens deze opname bleek dat de patiënt in nauw en direct contact was geweest met een persoon die positief was getest op corona. De zorginstelling wilde voorkomen dat een corona uitbraak zou ontstaan en daarom is aan de patiënt voorgesteld om: (a) in quarantaine te gaan; of (b) een coronatest te ondergaan. De patiënt weigerde beide opties. Toen de verpleging nogmaals met de patiënt in gesprek wilde gaan over mogelijk te nemen maatregelen, stelde de patiënt zich dreigend en agressief op. Zij gooide meubilair stuk en weigerde naar haar kamer te gaan. De patiënt is daarom fysiek onder controle gebracht. Vervolgens is bij de patiënt een coronatest afgenomen door middel van het inbrengen van een wattenstaafje in de neus van de patiënt, ook is ingrijpmedicatie toegediend en is de patiënt ingesloten. De coronatest was negatief.

De patiënt heeft een klaagschrift bij de klachtencommissie ingediend, omdat zij het onder andere niet eens was met het gedwongen ondergaan van een coronatest. De klachtencommissie heeft de klachten van de patiënt ongegrond verklaard.

De patiënt was het hier niet mee eens en heeft een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Noord-Holland op grond van artikel 10:7 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Op grond van dit artikel kan de patiënt een gemotiveerd verzoekschrift indienen bij de rechter ter verkrijging van een beslissing over de klacht.

Het gedwongen afnemen van de coronatest
De rechtbank overweegt dat het tegen de wil van de patiënt afnemen van een coronatest een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de patiënt oplevert. Bij het afnemen van de test wordt immers een voorwerp (wattenstaaf) gedeeltelijk in een opening van het menselijk lichaam (de neus/neusholte) ingebracht en gedurende enkele seconden heen en weer bewogen om slijm af te nemen.

Het recht op onaantastbaarheid van het menselijk lichaam is vastgelegd in artikel 11 van de Grondwet en volgt ook uit artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Voor een inbreuk op dit recht dient een uitdrukkelijke wettelijke basis te bestaan.

Door de zorginstelling is aangevoerd dat de wettelijke basis voor het ondergaan van de verplichte coronatest gevonden kan worden in de vormen van verplichte zorg zoals opgenomen in artikel 3:2 lid 2 onder a, e en h van de Wvggz.[1]

De rechtbank overweegt dat bij de coronatest geen sprake was van handelingen ter behandeling van een psychische stoornis of somatische aandoening bij de patiënt. De patiënt vertoonde zelf ook geen symptomen van besmetting. De test is afgenomen om een eventuele besmetting met het coronavirus uit te sluiten of vast te stellen, met het doel bij een positieve test maatregelen te treffen om een uitbraak in de zorginstelling te voorkomen. Volgens de rechtbank zijn de bepalingen uit de Wvggz daar niet voor bedoeld. De rechtbank komt tot de conclusie dat een wettelijke basis voor het afnemen van een gedwongen coronatest door de zorginstelling ontbreekt en dus in beginsel onrechtmatig moet worden geacht.

Voorop staat het recht van de patiënt op onaantastbaarheid van haar lichaam en het respecteren van haar autonomie in haar weigering om getest te worden, aldus de rechtbank. De veiligheid in de zorginstelling en de gezondheid van personeel en medepatiënten kon afdoende worden gewaarborgd door de patiënt in haar kamer in quarantaine te laten gaan dan wel haar (bij weigering) in de extra beveiligde kamer te isoleren. Gedurende de quarantaineperiode had haar telkens de keuze geboden kunnen worden om: (a) alsnog vrijwillig een coronatest te ondergaan; of (b) de quarantaineperiode in haar eigen kamer te voltooien. De rechtbank concludeert dat de patiënt onrechtmatig is gedwongen een coronatest te ondergaan en dat haar klacht daarover gegrond moet worden verklaard.

Schadevergoeding
Aangezien het afnemen van de gedwongen coronatest onrechtmatig was, heeft de patiënt recht op schadevergoeding. De patiënt heeft wat betreft de gedwongen coronatest € 500,- aan schadevergoeding verzocht. De zorginstelling heeft (subsidiair) aangegeven een bedrag van € 50,- redelijk te vinden.

De rechtbank overweegt dat de gedwongen coronatest in het geval van de patiënt extra ingrijpend is geweest, omdat zij juist vanwege haar psychotische belevingen over het coronavirus in de zorginstelling was opgenomen. De patiënt verzette zich daarom hevig tegen de afname van de test, waardoor fysieke dwang is uitgeoefend om de test af te nemen. De patiënt heeft dit als zeer heftig ervaren en sprak op de zitting uit: "liever dood te gaan dan een wattenstaafje in mijn neus te krijgen". Anderzijds heeft het afnemen van de coronatest kort geduurd en geen fysiek letsel tot gevolg gehad. De rechtbank ziet aanleiding om de zorginstelling te veroordelen tot vergoeding van de schade die door de rechtbank naar billijkheid wordt vastgesteld op een bedrag van € 200,-.

Conclusie
Het door de zorginstelling afnemen van een gedwongen coronatest bij de patiënt was naar het oordeel van de rechtbank onrechtmatig, omdat een wettelijke basis daarvoor ontbrak. Een schadevergoeding van € 200,- ter vergoeding van de door de patiënt geleden schade is door de rechtbank toegekend.

[1] Artikel 3:2 lid 2 Wvggz: "Verplichte zorg bestaat uit het: a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening; (..) e. onderzoek aan kleding of lichaam; (..) h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;"