Staken behandeling op de IC: een duivels dilemma
Wanneer u als arts overweegt een behandeling op de intensive care te staken, omdat er geen behandelopties meer zijn, dan kan de patiënt komen te overlijden aan de gevolgen van zijn aandoening. U gaat hier uitsluitend toe over wanneer u ervan overtuigd bent dat voortzetting van de behandeling medisch zinloos is en in strijd met de door u afgelegde eed. Mogelijk verzoeken verdrietige en teleurgestelde familieleden u de patiënt door te behandelen; zij kunnen een second opinion aanvragen. Het inwinnen van een second opinion kan enerzijds leiden tot nieuwe medische inzichten en daarmee een nieuwe overlevingskans voor de patiënt. Anderzijds kan de patiënt onnodig pijn ervaren wegens het doorbehandelen zonder medisch nut. Kortom, een duivels dilemma.
In een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 februari 2022 wees de voorzieningenrechter de vordering van naasten af om een Covid-patiënt door te behandelen op de IC van het Erasmus MC. De voorzieningenrechter zet in de uitspraak helder uiteen hoe de door de familie aangevraagde second opinions juridisch dienen te worden gewaardeerd.
Voornemen tot staken behandeling
De patiënt werd in december 2021 opgenomen in het Amphia ziekenhuis in Breda met een Covid-besmetting. Tegen het einde van de maand kreeg de patiënt een herseninfarct. In januari 2022 heeft de familie van de patiënt de behandelovereenkomst met het Amphia ziekenhuis opgezegd, omdat zij geen vertrouwen meer had in de behandeling aldaar. De familie heeft vervolgens om overplaatsing verzocht, maar andere ziekenhuizen zagen aanvankelijk geen mogelijkheid om de patiënt op te nemen.
Uiteindelijk heeft het Erasmus MC de patiënt op 27 januari wél opgenomen. Niet vanwege een academische indicatie voor de opname, maar om humanitaire redenen. Ook heeft het ziekenhuis de familie ingelicht over de ‘zeer matige prognose’ voor de patiënt. Op 5 februari heeft het Erasmus MC de familie laten weten dat de behandeling met optiflow (een zuurstoftherapie) zal worden gestaakt. Het ziekenhuis constateerde dat verdere behandeling van de patiënt medisch zinloos was.
Vordering tot voortzetting behandeling
De familie kon zich niet vinden in de beslissing van het ziekenhuis. Het ziekenhuis heeft de behandeling voortgezet tot aan het kort geding, opdat de familie één of meer second opinions kon aanvragen.
De patiënt en zijn vrouw eisten in kort geding dat het Erasmus MC ofwel de volledige behandeling zou voortzetten, ofwel de behandeling zou voortzetten tot de patiënt naar een ander ziekenhuis kan worden overgeplaatst.
Beoordeling voorzieningenrechter
De wet bepaalt in artikel 7:453 BW dat een arts moet handelen als een ‘goed hulpverlener’. Dit betekent dat een medische behandeling in het belang van de patiënt moet zijn. Een medisch zinloze behandeling is niet in het belang van de patiënt en daarmee niet te rijmen met goed hulpverlenerschap.
De voorzieningenrechter constateert dat een arts in geen geval kan worden verplicht tot het voortzetten van een medisch zinloze behandeling. Of sprake is van een medisch zinloze behandeling, dient in beginsel door de arts zelf te worden beoordeeld. Een rechter zal enkel toetsen of een arts in redelijkheid tot deze beslissing heeft kunnen komen. Die toetsing zag er in deze zaak als volgt uit.
Allereerst is het Erasmus MC zorgvuldig te werk gegaan om tot zijn beslissing te komen. Al bij opname is de familie op de hoogte gebracht van de lage overlevingskansen van de patiënt. Gedurende zijn opname heeft een breed medisch team de patiënt beoordeeld, waarbij iedere hulpverlener tot de conclusie kwam dat doorbehandelen medisch zinloos was.
Daarnaast concludeert de voorzieningenrechter dat geen van de overlegde second opinions concreet genoeg is om te twijfelen aan de medische beslissing van het Erasmus MC; een Duitse arts stelt een behandeling voor die in Nederland niet wordt geboden, getwijfeld wordt aan de expertise van een Engelse arts en de beoordeling van een Belgische arts bleek onder voorbehoud te zijn gedaan van een nader onderzoek. Daarnaast heeft het afdelingshoofd van deze Belgische arts medegedeeld de patiënt niet op te zullen nemen.
Tussen het verzoek van de familie tot doorbehandeling en de zittingsdag zijn tien dagen verstreken. De voorzieningenrechter constateert dat het ziekenhuis hiermee voldoende tijd aan de familie heeft gegund om een second opinion te laten verrichten. Hierbij benadrukt de voorzieningenrechter dat het Erasmus MC zelf de patiënt binnen 48 uur na het verzoek voor een second opinion had beoordeeld. Nu geen van de second opinions heeft geleid tot nieuw medisch inzicht, is het stopzetten van de behandeling allerminst onrechtmatig. Daarnaast zijn er geen concrete aanwijzingen dat een ander ziekenhuis op korte termijn de patiënt zal willen opnemen. In de tussentijd is de gezondheid van de patiënt achteruitgegaan en levert verdere behandeling uitsluitend meer lijden voor de patiënt op. De vorderingen werden dus afgewezen.
Wat betekent deze uitspraak voor u?
Uit deze uitspraak wordt eens te meer duidelijk dat de civiele rechter terughoudend is om medische beslissingen inhoudelijk te toetsen. Wél is het aan te raden om naasten desgevraagd voldoende tijd en gelegenheid te geven een second opinion in te winnen, omdat u anders niet als goed hulpverlener handelt. Wat moet worden verstaan onder voldoende tijd en gelegenheid, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De voorzieningenrechter kiest in deze uitspraak voor de tijd die een ander ziekenhuis op zijn minst redelijkerwijs nodig kan hebben om de patiënt te beoordelen.
Deze gastblog is geschreven door Thijs Kubben, juridisch medewerker bij Wybenga Advocaten.