Afdeling zet streep door Wav-boete opgelegd aan Damen Shiprepair
De Inspectie SZW had aan de scheepswerf Damen Shiprepair een fikse boete van € 352.000 opgelegd voor het laten uitvoeren van las- en reparatiewerkzaamheden door 44 Roemenen zonder tewerkstellingsvergunning (twv). Damen Shiprepair was het niet eens met de boete. Bij de rechtbank haalde Damen Shiprepair bakzeil, maar op 8 februari 2017 hakte de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de knoop door: de boete was toch ten onrechte opgelegd.1
Inmiddels mogen Roemenen vrij arbeid verrichten in de Europese Unie, dus ook in Nederland. Een twv is niet vereist. Maar in 2011, de periode waarop deze boete betrekking had, was dit anders. Voor Roemenië gold toen nog een status aparte. Een twv was in beginsel wèl vereist. Alhoewel de uitspraak van de Afdeling op dit punt achterhaald is, is de uitspraak nog steeds zeer relevant voor de praktijk, met name voor de scheepvaart- en scheepsbouwsector.
De betreffende Roemenen waren in dienst van een Roemeens staalbedrijf. Dit bedrijf en Damen Shiprepair hadden afgesproken dat reparatie- en laswerkzaamheden zouden worden uitgevoerd door het bedrijf op de werf in Nederland. De vraag was of dit werk in feite "terbeschikkingstelling van arbeidskrachten" was. In dat geval is namelijk een twv vereist.
De Afdeling oordeelt dat geen sprake was van terbeschikkingstelling van arbeidskrachten. De Afdeling geeft duidelijke aanwijzingen wanneer sprake is van verplaatsing van werknemers en bij wie de leiding en het toezicht ligt bij dit soort klussen.2 Terecht heeft de Afdeling daarbij tot op detailniveau de gang van zaken getoetst: op welke wijze orders werden geplaatst, welke entiteit besliste hoeveel werknemers voor de klus zouden worden ingezet, welke entiteit de verantwoordelijkheid en het risico droeg als de klus niet goed zou worden uitgevoerd, et cetera.
De Afdeling concludeert dat geen sprake was van terbeschikkingstelling van arbeidskrachten, onder meer omdat het Roemeense bedrijf verantwoordelijk was voor het goed uitvoeren van de klus, zij besliste hoe de klus zou worden geklaard en zij het risico droeg als de klus niet goed verliep.
Bovendien was de Afdeling het met Damen Shiprepair eens dat de werf niet het toezicht en de leiding had over de Roemenen. De betreffende werknemers ontvingen instructies van één van de Roemenen die als voorman fungeerde en niet (van de werknemers) van Damen Shiprepair. Uit het feit dat een scheepswerf een coördinerende rol vervult, leidt de Afdeling niet af dat deze scheepswerf daarom toezicht en leiding heeft over de werknemers van het Roemeense bedrijf. Er moet namelijk onderscheid worden gemaakt tussen de controle en leiding over de werknemers zelf en de verificatie of de overeenkomst tussen werf en het Roemeense bedrijf goed wordt uitgevoerd. Dit zijn twee verschillende aspecten. Dit is een terechte vaststelling en in lijn met de praktijk. Het zou ook hoogst onpraktisch en onwenselijk zijn als een werf door het controleren of de overeenkomst goed wordt uitgevoerd automatisch ook de leidinggevende van de werknemers van een (onder)aannemer wordt.
De Afdeling heeft een goed gemotiveerde uitspraak gedaan die aansluit bij de gang van zaken op een scheepswerf.
___________________
1. ABRvS 8 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:338.
2. Dit zijn twee van de drie relevante criteria of is voldaan aan terbeschikkingstelling van arbeidskrachten.