Werk aan de winkel in de windenergie: Arbeidstijdenregime aangepast
Nederland heeft grootse plannen voor windparken. In 2030 zou 40% van het totale elektriciteitsverbruik in Nederland van windmolens in de Noordzee moeten komen. Er moeten dus heel wat windmolens worden gebouwd. Het kabinet begroot de investeringen op 15 à 20 miljard. Tienduizenden extra banen worden verwacht.
Steeds meer mensen zullen gaan werken op, aan of ten behoeve van windparken. Het grootste deel van deze windparken ligt niet in de territoriale zee (tot 12 zeemijl uit de kust), maar daarbuiten. De parken liggen met name in de economische exclusieve zone (EEZ) van Nederland (maximaal 200 zeemijl uit de kust). Nederland heeft daar slechts beperkte rechtsmacht.
Hoe is het nu geregeld voor arbeid op windparken?
Per wet is geregeld of die geldt in de EEZ, of zelfs in het bijzonder voor windparken. Sommige wettelijke regels gelden wel in de EEZ en andere niet. Als een wet ook in de EEZ geldt en dus verder reikt dan de territoriale zee, heeft die wet 'extraterritoriale werking'.
Voor wat betreft de arbeids- en rusttijden kent de Arbeidstijdenwet extraterritoriale werking. Deze wet geldt in beginsel ook in de EEZ van Nederland, en dus ook voor windparken. Voor de offshore mijnbouw gold al een apart arbeidstijdenregime. Dit regime wijkt af van de arbeids- en rusttijden voor de 'gewone' werknemer. Het biedt enige flexibiliteit qua werktijden: er kan bijvoorbeeld worden gewerkt volgens het zogeheten 2 weken 'op' - 2 weken 'af' schema. De werknemer werkt dan twee weken, waarna twee weken verlof volgen.
Per 1 oktober 2018 gelden deze afwijkende regels ook voor windparken. Zowel voor de offshore mijnbouw als voor de windparken kan dan dit regime worden toegepast. Deze wetswijziging is logisch, omdat deze sectoren nauw met elkaar verbandhouden.[1] Het afstemmen van werkschema's is handig.
De wetswijziging roept wel vragen op
Het nieuwe regime is van toepassing op arbeid verricht op, vanaf of ten behoeve van een windpark. Dit is een ruime definitie. Blijkens de toelichting betreft het "niet alleen de arbeid die rechtstreeks verband houdt met de bouw of onderhoud van de windmolen, maar ook met bijvoorbeeld het leggen van kabels waarmee de opgewekte stroom kan worden afgevoerd." Geldt dit regime dan ook voor zeevarenden aan boord van een kabellegger die werk verrichten ten behoeve van de aanleg van een windpark? Voor zeevarenden aan boord van Nederlandse zeeschepen geldt namelijk een afzonderlijk regime, maar over een mogelijke overlap wordt niets vermeld door de regering. Dit blijft onduidelijk.
De toelichting vermeldt verder: "Het betreft hierbij in de eerste plaats arbeid die plaatsvindt op, vanaf of ten behoeve van een windpark en op zee plaatsvindt. Daarnaast kunnen de regels ook van toepassing zijn op arbeid ten behoeve van de bouw of het onderhoud van een windpark, die deels op het land plaatsvindt." De definitie is dus ruim. Het flexibele regime kan ook gelden voor werknemers die in het kader van de aanleg of het onderhoud van een windpark deels op zee en deels op het land hun werk verrichten.
Door de aanpassing kan met vergelijkbare roosters worden gewerkt in de offshore mijnbouw en de offshore in de windenergiesector. Voor welke werknemers het precies geldt, is nog niet helemaal duidelijk. Op korte termijn moet dit verhelderd worden.
[1] Besluit van 27 augustus 2018 tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit ten behoeve van werknemers die arbeid verrichten ten behoeve van stormvloedkeringen of windparken op zee, Stb 2018, nr. 300.