Voetbaltraining? Laat je dure merkkleding thuis!
Wie schade toebrengt aan een ander, moet in beginsel deze schade vergoeden. Bij diefstal is dit zo klaar als een klontje: de dief geeft – mits hij in de kraag wordt gevat – de gestolen goederen terug aan de bestolene en vergoedt eventuele overige schade. Tot zover niets nieuws onder de zon.
Juridisch, maar zeker ook vanuit maatschappelijk oogpunt, is de volgende vraag vaak een stuk interessanter: wie draait op voor de schade van een misdaad wanneer de misdadiger niet in beeld is? Met deze vraag zag de kantonrechter in Dordrecht zich geconfronteerd.[1]
Wat was er aan de hand?
Een voetballer van een jeugdteam van FC Dordrecht laat tijdens een training zijn persoonlijke eigendommen achter in de kleedkamer. Omdat er in het verleden wel eens zwervers en hangjongeren in de buurt waren aangetroffen, worden de kleedkamers afgesloten met een sleutel. Deze sleutel wordt bewaard in de kantine die wordt bemand door vrijwilligers. Twee jongens hebben met een smoes de sleutel weten te bemachtigen van de 15-jarige zoon van een vrijwilliger. Vervolgens hebben ze onder meer de dure merkkleding van de voetballer gestolen uit de kleedkamer.
Aangezien de dieven niet worden gepakt, stelt de voetballer FC Dordrecht aansprakelijk voor de door hem geleden schade. Hij stelt daartoe dat sprake is van een ‘bewaarnemingsovereenkomst’ en dat FC Dordrecht niet aan haar zorgplicht heeft voldaan (artikel 7:602 BW). FC Dordrecht stelt hiertegenover dat regelmatig aan de spelers wordt aangegeven dat het gebruik van de kleedkamers voor eigen risico is en dat het niet verstandig is om kostbaarheden in de kleedkamers achter te laten.
Wat oordeelt de rechtbank?
De rechtbank oordeelt dat inderdaad sprake is van een bewaarnemingsovereenkomst. "De verantwoordelijkheid voor de sleutels – en daarmee de spullen in de kleedkamer – is door dit beleid bij FC Dordrecht gelegd", aldus de rechtbank. Bij de spelers is het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat FC Dordrecht zorg droeg voor de persoonlijke spullen in een afgesloten ruimte. FC Dordrecht moet dus de schade van de voetballer vergoeden, maar niet voor de volle honderd procent.
Het bedrag dat de voetballer aan aantoonbare schade heeft geleden komt neer op een bedrag van € 1.805,45. De rechtbank oordeelt dat het achterlaten van kleding met een dergelijke waarde in een voetbalkleedkamer "minstgenomen onverstandig" is, en dat dit hoge bedrag niet volledig ten laste van FC Dordrecht kan worden gebracht. Dat de voetballer rechtstreeks uit school naar de training kwam en dat teamgenoten ook dergelijke kleding droegen, acht de rechtbank van ondergeschikt belang. Uiteindelijk moet FC Dordrecht 75% van het schadebedrag vergoeden.
Het mooie aan deze uitspraak is dat het een nuance aanbrengt die beide partijen ertoe aanzet dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen. Idealiter waren de dieven opgepakt en vergoedden zij de volledige schade. In de huidige - suboptimale - situatie, komt de rechter met een oplossing waarbij met alle relevante omstandigheden rekening wordt gehouden en bereikt zodoende naar mijn mening, ook vanuit maatschappelijk oogpunt, een redelijke uitkomst. Beide partijen kunnen hiermee leven en zijn gewaarschuwd voor de toekomst: FC Dordrecht moet de sleutel van de kleedkamers beter bewaken en de voetballer zal twee keer nadenken voordat hij in zijn dure merkkleding naar de training komt.