Kun je re-integratie opschorten als de werkgever geen loon meer betaalt?
Mag je als werknemer jouw re-integratieverplichtingen opschorten als jouw salaris niet wordt doorbetaald tijdens ziekte? In een recente zaak werd hierover geoordeeld.
Deze zaak ging over een werkneemster die sinds 2007 werkzaam was als tandartsassistente. Op 25 maart 2012 brak zij haar pols en na die gebeurtenis is zij (vrijwel helemaal) niet meer op het werk verschenen. Vanaf mei 2012 ontving zij geen loon meer. Op 4 oktober is een re-integratieplan opgesteld waarin stond dat zij vanaf 8 oktober 2012 vier uur per dag kon werken. De werkgever liet dat echter niet toe, omdat zij uitsluitend akkoord ging met volledige hervatting van de werkzaamheden. Op 20 november 2012 adviseerde de bedrijfsarts om de eigen werkzaamheden gedeeltelijk te verrichten, waarna de werkgever de werkneemster verzocht om op 27 november 2012 te komen werken. De werkneemster heeft geen gehoor gegeven aan deze oproep. Zij gaf aan alleen te komen werken als het achterstallige salaris zou worden betaald. De werkgever verzocht de werkneemster vervolgens om op 4 december 2012 op het werk te verschijnen. Ook aan dit verzoek heeft de werkneemster geen gevolg gegeven en zij heeft de werkgever opnieuw laten weten dat zij eerst haar achterstallige salaris betaald wilde zien. Op 17 juni 2013 oordeelde het UWV, op aanvraag van de werkneemster, dat de werkgever onvoldoende had meegewerkt aan de re-integratie van de werkneemster: er was geen adequaat en consistent plan van aanpak. De werkneemster vordert vervolgens betaling van achterstallig loon, inclusief de wettelijke verhoging.
De kantonrechter wijst deze loonvordering toe voor zover deze de periode van mei 2012 tot en met november 2012 betreft en matigt de wettelijke verhoging tot 25%. Het gerechtshof is het eens met de beslissing van de kantonrechter en overweegt daartoe dat de verplichting van de werkneemster om op het werk te verschijnen losstaat van haar recht op betaling van het achterstallige loon. De verplichting van een werknemer om op het werk te verschijnen is niet een verplichting die direct tegenover de verplichting van de werkgever staat om het loon door te betalen (in de zin van artikel 6:262 BW), voor zover de verplichting van de werkgever ziet op reeds verstreken loonperioden. De verplichting om op het werk te verschijnen kan dus niet worden opgeschort omdat er in het verleden geen loon is betaald en de werkgever dus een achterstand heeft in de betaling van het salaris. De verplichting om te komen werken kan volgens het hof evenmin worden opgeschort op grond van artikel 6:52 BW. De verplichting om te verschijnen bij de bedrijfsarts is namelijk niet een verplichting die in voldoende nauw verband staat met de loondoorbetalingsplicht van de werkgever. Pas als de werkneemster op het werk zou komen en de werkgever dan alsnog niet betaalt, mag zij haar verplichting om te komen werken opschorten. De werkneemster is het hier niet mee eens en stapt naar de Hoge Raad.
De Hoge Raad oordeelt dat de verplichting van de werkgever om loon te betalen (ook tijdens arbeidsongeschiktheid van de werkneemster) en de verplichting van de werkneemster om arbeid te verrichten (en tijdens haar arbeidsongeschiktheid te voldoen aan haar re-integratieverplichtingen) wel degelijk tegenover elkaar staande verplichtingen zijn in de zin van art. 6:262 lid 1 BW. Dit betekent dat de werkneemster in beginsel de nakoming van de re-integratieverplichtingen mag opschorten als de werkgever niet voldoet aan zijn verplichting om het loon door te betalen tijdens ziekte. Dit geldt ook als de niet nagekomen verplichting van de werkgever ziet op reeds verstreken loonperioden. Het feit dat de verplichting van de werkneemster om mee te werken aan re-integratie ziet op een latere periode dan de periode waarover de werkgever geen loon heeft betaald, belemmert dus niet dat de werkneemster haar re-integratieverplichtingen kan opschorten. Dit betekent ook dat tussen de loonvordering van de werkneemster en haar re-integratieverplichtingen in beginsel voldoende samenhang bestaat - in de zin van artikel 6:52 lid 1 BW - om opschorting te rechtvaardigen.
Wat leren we hieruit?
Wanneer een werknemer gedurende zijn ziekte wordt doorbetaald door zijn werkgever, terwijl hij wel wordt opgeroepen om te komen werken, staat hij niet met lege handen. Deze werknemer kan onder voorwaarden zijn verplichting om mee te werken aan re-integratie opschorten. Een werkgever moet er rekening mee houden dat, wanneer hij het salaris van een zieke werknemer niet doorbetaalt, hij het risico loopt dat een werknemer geen gehoor geeft aan de oproepen om op het werk te verschijnen, terwijl deze werknemer ondertussen zijn recht op salaris behoudt. Dit laatste kan voor werkgevers een dure grap worden.