Vrije advocaatkeuze anno 2021, versie 2
Er blijkt nogal wat te doen over de reikwijdte van het begrip 'vrije advocaatkeuze'. Mijn collega schreef in 2020 een blog over het onderwerp, naar aanleiding van een arrest van het Hof van Justitie.
Ik schreef er zelf begin dit jaar over, naar aanleiding van de uitspraak die het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (hierna: KiFiD) op 31 maart 2021 maart deed over deze materie. Volgens de Commissie van Beroep ligt het echter toch allemaal anders dan de Geschillencommissie van het KiFiD in deze uitspraak meende. Hoog tijd dus voor de volgende update.
Eerst even opfrissen
In de eerste blog van mijn collega kwam aan de orde dat het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU) heeft geoordeeld dat een verzekerde het recht heeft zelf een advocaat te kiezen. Dit geldt volgens het HvJEU ook wanneer sprake is van een gerechtelijke of buitengerechtelijke bemiddelingsprocedure. Elke fase die kan leiden tot een procedure bij een rechterlijke instantie, zelfs een voorgaande fase, moet naar het oordeel van het HvJEU geacht worden onder het begrip "gerechtelijke procedure" in de zin van artikel 201 van richtlijn 2009/138 te vallen.
In mijn blog begin dit jaar schreef ik dat het begrip 'gerechtelijke procedure' naar het oordeel van het KiFiD ook bij rechtsbijstandsverzekeringen in Nederland ruim worden moet opgevat. In geval van een beroep op de rechtsbijstandverzekering komt aan de verzekerde in elke fase die kan leiden tot een procedure bij een rechterlijke instantie, een beroep op de vrije advocaatkeuze toe. Daarbij geldt naar het oordeel van het KiFiD slechts als voorwaarde dat sprake moet zijn van een conflict. De atlete, die de procedure bij het KiFiD had aangespannen, had naar het oordeel van het KiFiD recht op vrije advocaatkeuze, ook al leidde het geschil niet tot een procedure bij een rechtelijke instantie.
De rechtsbijstandsverzekeraar ging in beroep tegen deze uitspraak van het KiFiD bij de Commissie van Beroep van het KiFiD (hierna: de Commissie van Beroep). Inmiddels heeft de Commissie van Beroep uitspraak gedaan.
De Commissie van Beroep
De Commissie van Beroep oordeelde op 29 oktober 2021 dat de verruiming die het KiFiD toepaste niet in lijn is met richtlijn 2009/138. De eerder besproken uitspraak van het KiFiD blijft dan ook niet in stand.
Anders dan het KiFiD oordeelt de Commissie van Beroep dat nauwgezet, aan de hand van specifieke omstandigheden, nagegaan moet worden of sprake is van een procedure, of een fase in een procedure, die in het licht en de context van richtlijn 2009/138 kan worden aangemerkt als een gerechtelijke of administratieve procedure. Als dit niet zo is, bestaat geen recht op vrije advocaatkeuze.
De atlete die de zaak in eerste instantie bij het KiFiD had aangespannen heeft naar het oordeel van de Commissie van Beroep geen recht op vrije advocaatkeuze omdat nergens uit blijkt dat de betrokkenheid van de advocaat op enigerlei wijze verband hield met een (gerechtelijke of administratieve) procedure of een fase daarin. Daarmee was haar situatie volgens de Commissie van Beroep anders dan die aan de orde was in de Belgische bemiddelingsprocedure waarnaar de atlete verwees (en die wel werd aangemerkt als een fase in een procedure die kan worden aangemerkt als een gerechtelijke procedure). De Belgische bemiddelingsprocedure is namelijk "een fase in en een integrerend deel van een gerechtelijke procedure bij een gerecht in eigenlijke zin" en het gerecht is gebonden aan een bemiddelingsakkoord dat partijen bereiken. Ook kan de buitengerechtelijke bemiddeling leiden tot een akkoord tussen partijen, en dit akkoord kan volgens het nationale Belgische recht op verzoek door de rechter worden gehomologeerd. Daarbij is de rechter, behoudens een beperkte toets, gebonden aan de inhoud van het akkoord.
Tot slot
De Commissie van Beroep is dus niet even ruimhartig als de Geschillencommissie van het KiFiD. Wordt wellicht nog vervolgd.