Kersverse uitspraak in de reeks over solidariteitsacties in de Rotterdamse haven

Zeevarenden staken bijna nooit. Ze zijn maar al te goed doordrongen van het feit dat ‘het schip moet blijven draaien’. Een schip stilleggen kost ontzettend veel geld en het is soms zelfs verboden voor zeevarenden om het werk neer te leggen. Dat maakt het voor hen lastiger om voor zichzelf op te komen, bijvoorbeeld als de arbeidsvoorwaarden te wensen overlaten. Havenwerkers kunnen vanaf de wal makkelijker een vuist maken, bijvoorbeeld door een schip niet te lossen. Dat kan aanzienlijke gevolgen hebben: de lading komt te laat op bestemming en bederfelijke waar kan verloren gaan. Havenwerkers voeren dit soort acties met enige regelmaat uit, niet voor henzelf, maar om hun collega’s in de transportwereld te helpen. Solidariteitsboycots zien we niet alleen in de Rotterdamse haven, maar in havens over de hele wereld.

Juridisch zijn solidariteitsacties interessant omdat ze tal van vragen doen rijzen. Staken is een grondrecht, maar mag je dat ook inzetten namens een ander? En zo ja, waar ligt de grens?

De Nederlandse rechter heeft zich inmiddels een aantal keer gebogen over solidariteitsacties in de Rotterdamse haven. Dit blog bevat een overzicht van deze uitspraken met als sluitstuk een kersverse uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 juli 2024.

Eerst de theorie: het recht om te staken in Nederland

Afgeleid uit het Europees Sociaal Handvest

Het Nederlandse recht kent geen nationaal verankerd recht op staking. Toch is het een grondrecht dat in Nederland geldt. Dit volgt uit artikel 6 lid 4 van het Europees Sociaal Handvest, waarin is bepaald dat werknemers collectief actie kunnen voeren in geval van belangenconflicten, met inbegrip van staken. Collectieve acties kunnen wel worden beperkt of verboden indien dit bij wet is voorgeschreven én in een democratische samenleving noodzakelijk is voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen of voor de bescherming van het algemeen belang, de nationale veiligheid, de volksgezondheid of de goede zeden. Op dit fundamentele recht uit het Handvest kan een rechtstreeks beroep worden gedaan in Nederland.

Hoge Raad: ruim te interpreteren

De Hoge Raad hanteert een ruime reikwijdte van het stakingsrecht uit het Handvest. Elke actie - ongeacht de aard van de actie - die redelijkerwijs kan bijdragen aan de effectieve uitoefening van het recht op collectieve onderhandelingen, is in beginsel rechtmatig. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen georganiseerde acties en wilde acties, zolang het doel van de actie gericht is op verbetering van de arbeidsomstandigheden. Het stakingsrecht kan wel worden beperkt of verboden. De Hoge Raad past een belangenafweging toe waarbij de verschillende omstandigheden meewegen. Een werkgever of een derde die een beperking of verbod op vakbondsacties vordert, moet aannemelijk maken dat de beperking of het verbod gerechtvaardigd is. Dit is alleen het geval als die beperking of dat verbod vanuit maatschappelijk oogpunt dringend noodzakelijk is.

Solidariteitsacties: hoe wordt daarover geoordeeld?

Bovenstaand theoretisch kader wordt in de praktijk toegepast door rechters wanneer zij moeten oordelen over solidariteitsacties in de haven. Hoe dat gebeurt en waar dat toe leidt, blijkt uit de volgende uitspraken die in chronologische volgorde worden behandeld.

2014: Enerco

Wat was er aan de hand?

De vakbonden FNV en HZC hadden een conflict met de werkgever, het overslagbedrijf Rietlanden. Bij Rietlanden zou het schip Evgenia met kolen voor Enerco worden gelost. Het schip werd niet volledig gelost door een onaangekondigde staking van de havenwerkers van Rietlanden. De vakbonden hadden het schip vervolgens 'besmet' verklaard en riepen daarmee havenwerkers bij andere overslagbedrijven op het schip niet te lossen uit solidariteit met en ter ondersteuning van de staking bij Rietlanden. Enerco leed schade omdat de kolen niet werden gelost en daagde de vakbonden voor de rechter omdat de vakbondsacties onrechtmatig zouden zijn.  

Het oordeel

De Hoge Raad oordeelde dat een besmetverklaring onder de bescherming van het stakingsrecht valt indien zij redelijkerwijs kan bijdragen aan de daadwerkelijke uitoefening van het recht op collectieve onderhandelingen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de besmetverklaring en de daaruit voortvloeiende solidariteitsacties Enerco ertoe kunnen aanzetten druk uit te oefenen op Rietlanden. De Hoge Raad zag bovendien geen reden om het stakingsrecht te beperken. Het feit dat Enerco als derde partij stelde aanzienlijke en in de tijd toenemende schade te lijden was niet voldoende. De besmetverklaring was dus rechtmatig.

2017: Vitakosmos

Wat was er aan de hand?

Kosmos was reder van het schip Vitakosmos dat afmeerde in de haven van Rotterdam bij de terminal EBS. Daar bezocht een inspecteur van de International Transport Workers’ Federation (ITF)[1] het schip en sprak hij met de bemanning. Hij constateerde dat het loon van de bemanning van het schip onder de internationale minimumnormen lag en dat er geen cao van toepassing was. Daarop schreef hij, na overleg met FNV, de managers van het schip hierover aan en verzocht hij hen de kapitein van het schip een ITF-standaard-cao te laten ondertekenen. 

Terminal EBS was verantwoordelijk voor het lossen van het graan van het schip. Medewerkers van FNV bezochten het personeel van EBS en informeerden hen over wat FNV van ITF had gehoord, waarna de loswerkzaamheden door de havenwerkers van EBS werden stopgezet. EBS heeft drie dagen later toch een deel van de lading gelost, waarna het schip naar een andere terminal is gevaren zodat de rest van de lading daar gelost zou worden. Kosmos heeft de rechtbank Rotterdam in kort geding verzocht ITF London, FNV en EBS te veroordelen de boycot van het schip bij EBS te staken.

Het oordeel

De rechter oordeelde dat het delen van informatie verkregen van de ITF-inspecteur over de situatie aan boord en het bijwonen van bijeenkomsten van (de FNV-leden van) de havenwerkers van EBS niet kwalificeert als het actief oproepen tot of ondersteunen van acties, zoals een boycot, tegen het schip. De boycot door de havenwerkers van de EBS is eerder te typeren als een wilde solidariteitsactie. Hoewel vaststaat dat FNV in zekere mate betrokken is geweest bij de boycot van het schip, was de rol van FNV informatief van aard en die rol kan een vakbond niet worden ontzegd. De rechter nam verder in aanmerking dat het schip ten tijde van de zitting ergens anders al werd gelost. De vorderingen van de reder van het schip werden afgewezen.

Het vervolg

De boycot werd daarna voortgezet door havenwerkers van de terminal RBT. Aan die boycot probeerde de reder in een tweede kort geding een eind te maken door het ITF-inspectoraat, FNV en RBT te dagvaarden. De rechter sprak geen veroordeling uit om de actie te beëindigen. Het is volgens de rechter onrechtmatig een boycot uit te lokken met gebruikmaking van verdraaide en sterk overdreven informatie. Voor zover de ITF-inspecteur een boycot uitlokt op basis van juiste informatie, is dit niet onrechtmatig. De ITF-inspecteur werd opgedragen uitsluitend juiste informatie over het schip te delen.[2]  

2022: Non Seafarers Work Clause

Wat was er aan de hand?

Een heel andere kwestie die relevant is voor de maritieme context, en daarom in dit blog moet worden genoemd, is de zaak over de zogeheten ‘Non Seafarers Work Clause’. Het ging in die zaak niet om een collectieve actie, maar om de naleving van een cao-bepaling. In veel internationale cao’s voor zeevarenden is afgesproken dat op containerschepen lokale havenwerkers de sjorwerkzaamheden in de haven doen. Het gaat dan om het los- en vastmaken van containers. Als er onvoldoende havenwerkers beschikbaar zijn, dán mag de bemanning deze werkzaamheden onder voorwaarden verrichten. Een reder kwam deze afspraak niet na en de betrokken vakbonden vorderden naleving.

Het oordeel

Het ging hier om een bodemprocedure voor de meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam. De uitspraak is uitvoerig; voor dit blog is vooral relevant dat de rechtbank het volgende overwoog:

Zoals overwogen […] kent de sociale dialoog in deze sector een bepaalde asymmetrie, omdat van ITF niet alleen bonden van zeevarenden maar ook bonden van (alleen of ook) havenwerkers deel uitmaken. […] ITF c.s. [zetten] hun gecombineerde rol (van vertegenwoordigers van havenwerkers en belangenbehartigers van zeevarenden) [in] om betere arbeidsvoorwaarden voor de zeevarenden te bedingen door waar nodig te dreigen om de schepen de medewerking van havenwerkers te ontzeggen. Dit geeft uiting aan een zekere solidariteit tussen havenwerkers en zeevarenden. Het is een feit van algemene bekendheid dat de arbeidsvoorwaarden van zeevarenden - zeker die uit lage-lonenlanden - van oudsher veel te wensen overlieten, en in zoverre is voornoemde solidariteit begrijpelijk en niet onwenselijk.

De solidariteit tussen zeevarenden en havenwerkers wordt in deze uitspraak dus expliciet onderkend. Die solidariteit is volgens de rechtbank begrijpelijk en niet onwenselijk. Deze overweging onderstreept de bijzondere situatie in havens en de solidariteit tussen transportwerkers in de maritieme sector. Tegen deze achtergrond spelen solidariteitsacties van havenwerkers zich af.  

2024: Liberty

Wat was er aan de hand?

Het schip van eigenaar Liberty liep de haven van Rotterdam binnen en wilde bij de terminal ADM soja lossen. Deze lading zou niet alleen worden gelost bij die terminal, maar (een zustervennootschap van) ADM had het schip ook gehuurd. In die huurovereenkomst (charter party) was opgenomen dat voor de bemanning aan boord van het schip een ITF-cao of een voor ITF acceptabele cao met een bona fide vakbond moest gelden.

Een ITF-inspecteur bezocht het schip en constateerde misstanden. Er was onvoldoende gratis vers drinkwater en onvoldoende verse groenten en fruit voor de bemanning. De bemanning had bovendien geen gratis toegang tot internet en er was geen cao op de bemanning van toepassing. De ITF-inspecteur informeerde de reder, de terminals en FNV, en stelde aan de reder voor een ITF-cao te sluiten. Daarop volgde geen reactie vanuit de reder.

Een week later bracht de ITF-inspecteur nog een keer een scheepsbezoek, samen met FNV-leden die havenwerker zijn bij de terminals ADM en EBS. Alhoewel een aantal van de misstanden was opgelost, was er nog steeds geen cao van toepassing. In de daaropvolgende nacht besloten havenwerkers van ADM de lossingswerkzaamheden te staken; een derde deel van de soja moest toen nog worden gelost. De reder sloot de volgende dag een cao met een andere, niet aan ITF-gelieerde vakbond. De havenwerkers handhaafden hun boycot.

De reder startte een kort geding tegen de terminals ADM en EBS, ITF, FNV en het ITF-inspectoraat om de boycot te laten eindigen.

Het oordeel

De rechter oordeelde dat het hier ging om een spontane solidariteitsactie die onder de stakingsregels van het Handvest valt. Dat de bemanning van het schip zelf niet staakte, deed niet ter zake. De actie was een geschikt middel om de werkgever van de bemanning te bewegen tot het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden en het nakomen van specifiek op dat punt gemaakte afspraken en diende dus een legitiem doel. Voor de actie was in dit geval ook voldoende aanleiding, omdat er aanvankelijk helemaal geen cao was. De problemen waren kenbaar gemaakt en actie of bereidheid tot overleg vanuit de werkgever bleef uit. Ook de voortzetting van de staking was volgens de rechter rechtmatig, omdat de later afgesloten cao op het eerste gezicht niet gelijkwaardig aan een ITF-cao of acceptabel voor ITF lijkt te zijn.

Ten aanzien van de betrokkenheid van de vakbonden oordeelde de rechter dat niet is gebleken dat het om een door vakbonden georganiseerde staking ging. Onvoldoende daarvoor is dat de ITF-inspecteur zijn bevindingen aan de terminals en havenwerkers heeft gerapporteerd. Het bekendmaken van de bevindingen van een scheepsbezoek valt binnen de normale taak van zo’n inspecteur.

Tot slot oordeelde de rechter dat er geen grond was om de staking in te perken of te verbieden. Dat het restant van de soja binnenkort niet meer verkoopbaar zou zijn en de reder financiële schade leed, was onvoldoende. Er was geen sprake van een zodanige inbreuk op de belangen van derden dat een beperking van het stakingsrecht vanuit maatschappelijk oogpunt dringend noodzakelijk was. Daarbij werd meegewogen dat de reder geen volstrekte buitenstaander was in de relatie tot de bemanning van haar schip en dus meer te dulden had.   

De slotsom: solidariteitsacties vallen onder het stakingsrecht

Stel een jurist een vraag en het bekende antwoord luidt: het hangt af van alle feiten en omstandigheden. Zo’n antwoord geeft natuurlijk weinig houvast. Ook bij de beoordeling van de rechtmatigheid van een specifieke staking zijn de feiten en omstandigheden van díe staking heel belangrijk. Wel blijkt uit rechtspraak dat solidariteitsacties onder het fundamentele stakingsrecht vallen en dat er meer voor nodig is dan zuiver financiële belangen om een solidariteitsactie in de haven te beperken of te verbieden. De bijzondere solidariteit tussen havenwerkers en zeevarenden kan het reders die onvoldoende malen om de arbeidsvoorwaarden van de bemanning in de Rotterdamse haven dus moeilijk maken.  

 

[1] De ITF in Londen is een federatie waarvan vakbonden lid zijn. De ITF-inspecteur in Nederland is in dienst van een afzonderlijke stichting. Het Nederlandse ITF-inspectoraat wordt vanuit die stichting vervuld.

[2] Deze uitspraak is een zogeheten verkorte uitspraak en is niet gepubliceerd.